Het ontstaan van een project

Op de peutergroep neemt een meisje op een ochtend haar pop mee van huis. Op de pop zitten allemaal pleisters. De pedagogisch medewerkster vraagt aan het meisje wat er aan de hand is met de pop. “Ze is gevallen van de trap en nu heeft ze au”. Andere kinderen komen ook kijken en vertellen waar zij zich zeer hebben gedaan. Broekspijpen worden omhoog getrokken om rode plekjes op hun benen te laten zien. Het blijkt dat bijna iedereen wel een zere plek heeft. Er wordt tijdens het kringmoment gepraat over pijn hebben en ziek zijn. De kinderen weten goed wat helpt bij pijn of bloed. “een pleister, een kusje of je moet naar het ziekenhuis”. De pedagogisch medewerksters nodigen het meisje en twee andere kinderen die dag uit om EHBO materiaal te onderzoeken.

Er worden pleisters, verbandjes en spuitjes klaar gezet en natuurlijk een paar poppen. De kinderen zijn hier de hele dag druk mee bezig. Er wordt een documentatie gemaakt van dit voorstel en deze wordt op de groep opgehangen. De volgende dagen trekt dit telkens opnieuw de aandacht en maken ze van hun huishoek een ziekenhuis. Ouders worden benader voor dokterspulletjes en er is zelfs een ouder die regelt dat er een echte ambulance langs komt bij de peuters. Het project ziekenhuis heeft op de peutergroep 3 weken lang de aandacht van de kinderen gehad. Er werden verschillende voorstellen aangeboden, zo werd er met de spuitjes verf en water gespoten op verband. Er werden pleisters geknipt en geplakt op zelf gemaakte tekeningen en er werd een gezonde smoothie gemaakt want zoals een peuter vertelde “Van fruit eten wordt je weer beter”.

Nadat de ambulance was geweest merkten ze dat de kinderen over de ambulance spraken en dit gingen uitbreiden met allerlei andere vervoersmiddelen. Zo veranderde het project ziekenhuis in een nieuw project namelijk vervoer.